JAS

“Het is toch geen echt bont?”, vraag ik aan het meisje bij de kassa. Ze kijkt me onderzoekend aan. Waarschijnlijk omdat zelfs iemand met brilsterkte -13 nog kan zien dat hier geen dier aan te pas gekomen kàn zijn. Tevreden loop ik naar huis waar ik mijn Lief mijn nieuwe aankoop laat zien. “In de uitverkoop!”, roep ik trots. Hij schiet in de lach. “Wat?”, vraag ik verbaasd terwijl ik met een tweede blik in de spiegel kijk. Hij schudt meewarig met zijn hoofd.

‘s Avonds doe ik een tweede poging bij mijn leerling Nadia van 16. “Geweldig”, jubelt ze, “lekker zwaar over de top!”. Het is niet helemaal de reactie waar ik op gehoopt heb en als ze weg is ga ik op zoek naar naald en draad. Wellicht dat ik er, door hem iets te tailleren, nog iets stilistisch van kan maken. “Wel beter”, vindt mijn Lief. Zelf heb ik er eerlijk gezegd mijn twijfels over maar met de joekels van steken die ik gebruikt heb en met het per ongeluk dubbel naaien van de voering is ruilen ook geen optie meer dus trek ik hem de volgende dag toch maar aan. De jas blijkt inderdaad in de smaak te vallen maar helaas wel alleen bij een select groepje foute mannen.

“Wat is dat toch, dat ik altijd de neiging heb om van de ordinaire nep-bonten jassen te kopen?”, pieker ik bij mezelf. Waarschijnlijk komt dat uit hetzelfde vaatje waarmee ik verlekkerd naar trouwjurken kijk,  droom over roze tutu’s en waarmee ik vorige jaar satijnen balletschoenen heb aangeschaft die sindsdien werkeloos in de kast liggen. Mijn gepeins wordt verstoord door het geluid van een brekend plastic bekertje afkomstig van een klein meisje achterop de fiets. Haar moeder stopt en tilt het kind uit het stoeltje. “Ik zei dat ze het weg kon gooien maar ik bedoelde natuurlijk niet dat ze dat á la minute moest doen”, verontschuldigt de vrouw zich naar me. Ik raap het bekertje op. “Ik kom toch langs een prullenbak, zal ik het voor je weg gooien?”, vraag ik aan het meisje. Ze kijkt me stralend aan met haar twee vlechtjes en knikt. Ze lijkt sprekend op mijn nichtje Rani maar dan 3 maten kleiner. “Wat zeg je dan?”, vraagt de moeder. “Dank je wel”, zegt ze netjes en huppelt terug naar de fiets. Als ze verder fietsen draait het meisje zich om en blijft naar me zwaaien tot haar moeder in de verte de hoek om gaat. Nog nèt zie ik hoe ze haar handjes naar haar mond brengt en heel hard roept: “Wat heb je een ontzettend mooie jas!”

ZINGEN MET GEVOEL (vocalisten.nl)

We doen het de hele dag: Onze stem koppelen aan ons gevoel. We doen dat ook al ons hele leven: Een hongerige baby klinkt immers volkomen anders dan een tevreden zuigeling. Gek eigenlijk dat we, ondanks deze jarenlange ervaring, ‘zingen met gevoel’ toch vaak zo’n uitdaging vinden.

Op het conservatorium waar techniek, theorie, geschiedenis en improvisatie hoog op de agenda stonden, was dat gevoelige aspect een ietwat ondergeschoven kindje. In de zangles werkten we wel aan fraseren, hoe je de tekst op de muziek plaatst, maar wat je diepe gevoelens erbij waren kwam veel minder aan bod.

Waar dat wel het geval was, was in de ‘theater-lessen’ van Guuske Kotte. Guuske was een strenge, directe, glasheldere ietwat oudere actrice die wist wat ze deed en wat ze wilde. Er werd ‘afgepeld’, ‘weggelaten’, naar binnen gekeken, geïnterpreteerd en gehuild zo nu en dan. Je kon levenloos op een stoel zitten en de tekst nauwelijks hoorbaar mompelen en dan nog riep Guuske: “Stop maar, je doet veel te veel!”. Ik zelf was in die tijd vrij onzeker en bang om naar binnen te kijken maar ik heb de theater-lessen als de meest leerzame van de opleiding ervaren. Ik heb met name leren herkennen wanneer gevoelens echt zijn en wanneer gespeeld.

Na mijn opleiding volgde ik een tijd haptonomie. En hoewel ik daar nooit gezongen heb, bracht het me wel meer in contact met mijn lichaam. Waar zit angst in je lijf, welke energie heeft woede en wat doet blijdschap met je lichaam? Als je emoties beter herkent kun je ze ook bewuster gebruiken.

Ook las ik “De kunst van het zingen”, een boek van zangeres Olga Averino waar ze spreekt over ‘de impuls’ van het zingen. Zelf zou ik het eerder de ‘energie’ of de ‘intentie’ noemen maar ik vond het een verhelderende kijk.

En zo gaat dat: Zo sprokkel je als zangeres en zangdocent je kennis en ervaringen bij elkaar om vervolgens je eigen visie en methodes te ontwikkelen en ze over te dragen aan je leerlingen. Techniek is oneindig boeiend maar lessen waarin ‘interpretatie’ aan bod komen zijn uiteindelijk het meest inspirerend. Èn verrassend want vaak blijken juist leerlingen waar je het niet van verwacht, rijk aan ervaringen en aan gevoelsleven te zijn.

Bij kinderen giet ik het onderwerp meestal in een wat speelser vorm. Zo laat ik ze bijvoorbeeld met hun ogen dicht raden met welke emotie ik zing of anders om: de kinderen zingen en juf moet raden. Ze zijn er dol op.

Zo ook Elvie, een creatief, origineel doch gevoelig meisje van zeven. Nadat ik de beurt heb genomen roept ze enthousiast: “Nou ik, nou wil ik!”. Ze doet vervolgens haar oogjes dicht, concentreert zich hard en zingt vol overgave met een prachtige luchtige warme klank. Ik ben er even stil van. “Ik denk dat het ‘houden van’ is”, opper ik na enige afwegingen. “Fout”, zegt ze beslist. “Misschien verliefd?” “Ook niet”, antwoordt Elvie met een tevreden snoetje. “Verdriet?”. Ze schudt beslist met haar hoofd. “Teleurstelling?”, “Bang?”, “Boos?”, “Zenuwachtig?”, “Geïrriteerd?”, “Vrolijk?”, “Blij?”. “Allemaal niet”, zegt ze onverbiddelijk. “Ik geef het op”, zucht ik, “ik weet ècht niet met welk gevoel je hebt gezongen”. “Oh, jùffrouw” zegt Elvie schaterlachend. Ze kijkt me nog even triomfantelijk aan, loopt vervolgens naar het bord, pakt een krijtje en schrijft: Mama gevoel. 

Ik kan niet anders concluderen dan dat sommige mensenkinderen de lessen van Guuske, noch de haptonomie of welk boek dan ook nodig hebben om te kunnen zingen met gevoel…

DE SCHREEUWER

Er valt veel over hem te vertellen: Marcel Toet, de troetel-dakloze van de Molslaan. Delftenaren kennen hem waarschijnlijk als ‘de schreeuwer’ want dat doet hij als hij zijn medicatie niet heeft ingenomen. Gisteren was zo’n moment en alhoewel hij echt een goed karakter heeft en me altijd ‘schat’ noemt, voelde ook ik even de neiging om hulptroepen in te schakelen.Vanaf het balkon hoor ik vanochtend weer een onbehouwen schreeuw waar je een psychose aan kunt herkennen. “Arme Marcel”, roep ik naar mijn Lief, “ik ben bang dat hij vandaag echt opgenomen moet worden”. “Liefje”, roept hij terug vanuit de woonkamer, “dat is Dirk Kuijt op tv….Feyenoord heeft gewonnen”.